De octobas: geschiedenis
Vuillaume heeft de strijkersfamilie rijker gemaakt met een laag klinkend basinstrument: de octobas. Hij bouwde dit instrument omdat vele componisten op zoek waren naar een dieper klinkend basinstrument. De octobas is groter en klinkt dieper dan de contrabas. Met een hoogte van meer dan drieënhalf meter is de octobas het grootste bewaard gebleven strijkinstrument. De bouw van het instrument is gebaseerd op de familie van de viola da gamba, en bedoeld als grote broer van de contrabas. De octobas werd voor het eerst gerealiseerd in 1849.
De octobas heeft drie snaren. De laagste snaar is een octaaf en een terts lager gestemd dan de laagste mi-snaar van de contrabas. Deze do-snaar produceert een toon met een frequentie van 16,35 Hz. Aangezien de ondergrens van het menselijke gehoor tussen de 17 en 20 Hz ligt, kunnen velen enkel de boventonen van deze laagste snaar horen. De octobas wordt meestal in kwinten gestemd, net zoals de viool, altviool of cello. De tweede snaar is dus een sol en de hoogste snaar is een re. Deze re-snaar klinkt dus nog steeds een toon lager dan laagste snaar van de contrabas. Afhankelijk van de voorkeur van de octobassist of de componist wordt deze re-snaar soms naar een do gestemd.
Ondanks zijn gelijkenissen met de contrabas qua vorm, is de octobas te groot om op dezelfde manier bespeeld te worden. De octobas wordt dan ook bespeeld via een mechaniek die ervoor zorgt dat de snaren worden ingeduwd. Wanneer de octobassist aan de linkerkant van het instrument op het verhoog gaat staan, kan hij met zijn linkerhand zeven sleutels induwen en zeven pedalen bedienen met zijn voet. Deze zijn rechtstreeks verbonden met kleppen die de snaar tegen de toets duwen.
Vuillaume vervaardigde slechts drie exemplaren van de octobas. De eerste octobas presenteerde hij in 1849 op Exposition Nationale in Parijs en werd verkocht. Er bestaat echter geen zekerheid over wie dit instrument toen gekocht heeft. Momenteel zijn er stukken van dit exemplaar te bezichtigen in de collectie van Musikverein in Wenen. Het voetstuk en de hele mechaniek ging verloren. De tweede octobas die Vuillaume bouwde, werd verkocht na de Wereldtentoonstelling van 1851 in Londen aan een onbekende burger. De octobas werd het eigendom van het ‘Her Majestys Theatre’5 in Londen, waar het instrument in december 1867 tijdens een brand werd verwoest. Een derde octobas werd gebouwd voor de Wereldtentoonstelling in Parijs in 1855, waar hij een eremedaille kreeg. Later kocht het Conservatorium van Parijs het instrument en restaureerde het in 1975. Momenteel kan het bezichtigd worden in Cité de la Musique in Parijs.
De octobas heeft drie snaren. De laagste snaar is een octaaf en een terts lager gestemd dan de laagste mi-snaar van de contrabas. Deze do-snaar produceert een toon met een frequentie van 16,35 Hz. Aangezien de ondergrens van het menselijke gehoor tussen de 17 en 20 Hz ligt, kunnen velen enkel de boventonen van deze laagste snaar horen. De octobas wordt meestal in kwinten gestemd, net zoals de viool, altviool of cello. De tweede snaar is dus een sol en de hoogste snaar is een re. Deze re-snaar klinkt dus nog steeds een toon lager dan laagste snaar van de contrabas. Afhankelijk van de voorkeur van de octobassist of de componist wordt deze re-snaar soms naar een do gestemd.
Ondanks zijn gelijkenissen met de contrabas qua vorm, is de octobas te groot om op dezelfde manier bespeeld te worden. De octobas wordt dan ook bespeeld via een mechaniek die ervoor zorgt dat de snaren worden ingeduwd. Wanneer de octobassist aan de linkerkant van het instrument op het verhoog gaat staan, kan hij met zijn linkerhand zeven sleutels induwen en zeven pedalen bedienen met zijn voet. Deze zijn rechtstreeks verbonden met kleppen die de snaar tegen de toets duwen.
Vuillaume vervaardigde slechts drie exemplaren van de octobas. De eerste octobas presenteerde hij in 1849 op Exposition Nationale in Parijs en werd verkocht. Er bestaat echter geen zekerheid over wie dit instrument toen gekocht heeft. Momenteel zijn er stukken van dit exemplaar te bezichtigen in de collectie van Musikverein in Wenen. Het voetstuk en de hele mechaniek ging verloren. De tweede octobas die Vuillaume bouwde, werd verkocht na de Wereldtentoonstelling van 1851 in Londen aan een onbekende burger. De octobas werd het eigendom van het ‘Her Majestys Theatre’5 in Londen, waar het instrument in december 1867 tijdens een brand werd verwoest. Een derde octobas werd gebouwd voor de Wereldtentoonstelling in Parijs in 1855, waar hij een eremedaille kreeg. Later kocht het Conservatorium van Parijs het instrument en restaureerde het in 1975. Momenteel kan het bezichtigd worden in Cité de la Musique in Parijs.
Een dikke honderd jaar later werden er naar het instrument van J.B. Vuillaume enkele kopieën gebouwd.
- De eerste kopie werd gebouwd in 1995 door Pierre Bohr. Pierre Bohr (Milaan, Italië) kreeg de toelating de originele octobas van Vuillaume in het ‘Cité de la Musique’ van Parijs op te meten. Bohr baseerde zich op deze metingen en voerde enkele technische wijzigingen uit ter verbetering van het instrument. Nicola Moneta gaf Pierre Bohr de opdracht om een octobas te maken en was 12 jaar lang de enige actieve octobassist ter wereld. Hij bespeelde het instrument in verschillende professionele orkestproducties. Er werden werken uitgevoerd van componisten zoals Verdi, Mahler, Gounod, Berlioz, etc.
- In 2007 maakte Antonia Dattis een kopie van Vuillaumes octobas, de tweede kopie na het exemplaar van Bohr. Deze kopie kan momenteel bezichtigd worden in het Musical Instrument Museum in Phoenix, Arizona. Er vinden geregeld demonstraties plaats met octobassist Nico Abondolo, één van de belangrijkste bassisten die vaak samenwerkt met componisten als Hans Zimmer. Hij beschrijft het bespelen van de octobas als ‘een surrealistische ervaring’.
- Jean-Jacques Pagès bouwde een octobas in 2010. Deze octobas is de enige kopie die over hetzelfde pedalensysteem beschikt als de octobas van Vuillaume. De andere kopies hebben dit systeem achterwege gelaten. In maart 2016 werd de octobas van Pagès opgekocht door een Canadese mecenas, die het instrument ter beschikking zal stellen van het Orchestre Symphonique de Montréal, Canada.
- De Belgen Theo Faes, Luc Faes en Henri Toté bouwden een octobas in 2011. Het trio noemt zichzelf ‘Luthe-ria’, een samenvoeging van hun voornamen LUc, THEo en HenRI en afgeleid van ‘luthier’. Ben Faes speelt sindsdien regelmatig concerten op het instrument.
- Wolfgang Staab werkte 25 jaar lang in de buurt van Frankfurt waar hij oude contrabassen restaureerde. Hij kreeg de opdracht van bassiste Guro Moe een octobas te bouwen in functie van het ‘Only Connect’-festival in. Dit festival had in 2015 als onderwerp ‘The deep’.